Oorlog is waanzin
Nellie van Raaij- Kerkhoff: oorlog in de grensstreek
Als je anno 2019 tussen Groesbeek en het Duitse Reichswald fietst, zie je een prachtige en vredige omgeving. Je kunt je amper voorstellen dat dit landschap er vijfenzeventig jaar geleden, tijdens de Tweede Wereldoorlog, heel anders uitzag. Weilanden bezaaid met kadavers van vee, lijken van soldaten bleven een half jaar liggen en huizen, kerken en dorpen waren volledig verwoest. Ooggetuige Nellie van Raaij- Kerkhoff (89) neemt ons mee naar die tijd, en vertelt over wat zich zoal afspeelde in het Groesbeeks buitengebied. Voor, tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog.
- Jan de Valk
- Topic Berg & Dal
- Deel dit artikel
Nellie van Raaij- Kerkhoff: oorlog in de grensstreek
Als je anno 2019 tussen Groesbeek en het Duitse Reichswald fietst, zie je een prachtige en vredige omgeving. Je kunt je amper voorstellen dat dit landschap er vijfenzeventig jaar geleden, tijdens de Tweede Wereldoorlog, heel anders uitzag. Weilanden bezaaid met kadavers van vee, lijken van soldaten bleven een half jaar liggen en huizen, kerken en dorpen waren volledig verwoest. Ooggetuige Nellie van Raaij- Kerkhoff (89) neemt ons mee naar die tijd, en vertelt over wat zich zoal afspeelde in het Groesbeeks buitengebied. Voor, tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog.
We beginnen in 1938. Nellie was toen zeven jaar oud en woonde op een boerderij aan de Hogewaldseweg, vlakbij de Duitse grens. Haar ouders waren bevriend met Luise Rausch, de Duitse boswachtersvrouw die aan de Grafwegenerstrasse woonde. Die vriendschap had verregaande gevolgen. Luise Rausch en haar dochter Ilse hielden zich namelijk bezig met hulp aan Joodse vluchtelingen.
Dappere vrouwen
Nellie: “Vanaf 1938 had de Nederlandse overheid de grenzen gesloten voor vluchtelingen uit Duitsland. De nazi’s wilden sowieso voorkomen dat Joden de grens overstaken. De situatie voor Joden in Duitsland was echter zo penibel dat velen probeerden illegaal de grens naar Nederland over te steken, zeker na de Reichskristallnacht in november 1938.” In de jaren ’30 begon Luise Rausch een pension in haar boswachterswoning. Deze woning heeft er nog tot 1972 gestaan, een paar passen verwijderd van de Nederlandse grens. Nellie: “Je hoefde de straat maar over te steken en je was in Nederland. Luise bood onderdak aan vele Joodse vluchtelingen, en voorzag hen van voedsel. In de nacht bracht ze, samen met haar dochter Ilse, de vluchtelingen de grens over. Altijd met het risico om betrapt te worden.” Boswachter Gustav Rausch wist niets van deze activiteiten. Voor de vluchtelingen was het een hachelijke onderneming, ze waren afhankelijk van anderen en moesten er maar op vertrouwen dat ze hun lot in vertrouwde handen legden. Bovendien liepen ze het risico terug gestuurd te worden, of nog erger, gearresteerd te worden door de Duitse grenswachten. De vluchtelingen werden naar de boerderij van Henk en Maria Kerkhoff gebracht. “Van daar uit gingen zij met paard en wagen naar Nijmegen, bestemming ongewis. Mijn ouders lieten de vluchtelingen bijeen komen op hun erf, om Luise te helpen, het was een vriendendienst. Ze verdienden er niets aan. Ik werd in de nacht vaak wakker van de mensen met koffers op het boerenerf, maar begreep niet veel van wat er allemaal gebeurde. Vaak hoorde ik mensen zeggen: ’We zijn zo blij dat we in Nederland zijn, we kunnen de grond wel kussen.’”
Kaal geschoren
“Het was toen een andere tijd. We wisten niet veel van de Jodenproblematiek in Duitsland. Wel dat er iets broeide, maar het fijne wisten we er niet van. We hoorden wel dat het met Luise Rausch, haar echtgenoot en dochter Ilse minder goed afliep.” Tijdens één van de nachtelijke tochten werden ze door de Duitse grenswachten op heterdaad betrapt, en een week gevangen gezet in de Schwanenburg Turm in Kleve. Luise werd kaalgeschoren naar huis gestuurd, haar man Gustav kreeg een Berufsverbot.
De bewoners van de grensstreek hadden steeds een goed contact met de Duitsers aan de andere kant van de grens, maar vanaf begin 1939 werd dat lastiger. Nellie: “Er lagen vanaf die tijd prikkeldraadversperringen van drie meter breed aan de grens. Duitse boeren moesten daarvoor een deel van hun land af staan. Er heerste vaak angst onder de Duitse grensbewoners. Ze waren bang dat ze iets verkeerd zouden doen en opgepakt zouden worden door de nazi’s . Ook veel Duitsers hebben geleden onder de oorlog. Veel Duitse jongens moesten tegen wil en dank naar het front.”
Die Tommies sind hier.
We maken een sprong in de tijd: naar 17 september 1944. De bewoners van Groesbeek waren zo langzamerhand gewend geraakt aan overvliegende vliegtuigen die vanuit Engeland de Duitse steden en fabrieken bombardeerden. Nellie: “Elke nacht lagen we in de herrie, van de vliegtuigen maar ook van het luchtafweergeschut. Dat was geen pretje. Maar ineens werd in de ochtend van de 17e september het buitengebied van Groesbeek gebombardeerd. We begrepen niet waarom. We zagen brandende vliegtuigen neerstorten. Dat was een spektakel, maar bepaald geen leuk gezicht. Zo rond 13.00 uur zagen we ineens dat de lucht vol was met (zweef)vliegtuigen en parachutisten.” Market Garden was begonnen en de geallieerden landden in en rondom Groesbeek. “Ik hoorde Duitse soldaten tegen elkaar zeggen: “Die Tommies sind hier”. De Duitsers trokken zich terug maar kwamen een paar uur later alweer met een tegenaanval. Aan beide zijden sneuvelden veel militairen. In de weilanden lag veel dood vee. Huizen stonden in brand en ruiten sneuvelden. Ik heb zelf gezien dat twee Duitse soldaten gedood werden, jongens van amper achttien jaar oud.” Wat ging er om in de koppies van jongens die op het slagveld in gevecht waren? Hoe zijn hun laatste dagen verlopen? Verlangden ze naar huis? Waren ze bang? “De lijken hebben een paar dagen op het erf gelegen, iemand had de laarzen uitgetrokken. Later werden de gesneuvelde Duitsers met ladders opgehaald. Een Amerikaanse patrouille van vier soldaten, begaf zich richting vijandelijk gebied, ineens werden ze onder vuur genomen. Een van de militairen werd geraakt door Duits geweervuur en overleed ter plaatse. Dat was op 18 september.” Wat zal deze jongen ervaren hebben, heeft hij om zijn moeder geroepen? Heeft hij lang geleden voor hij stierf? Wat betekende het voor hem om zo ver van huis, zo vroeg al zijn leven te verliezen, terwijl hij nog een toekomst voor zich had? “Het lijk heeft in de weilanden gelegen tot juni 1945. Niemand keek er naar om. Dat is de wreedheid van oorlog. De drie andere Amerikanen verschuilden zich in de boswachterswoning aan de zoom van het Reichswald. Hoe het met hen afgelopen is, weet ik niet.”
Alles was kapot
“Zelf zaten we tijdens Market Garden in de schuilkelder bij de buurman, drie weken lang. We wisten niet of we nou bevrijd waren of niet. De spanning was om te snijden. Op 6 oktober 1944 werden we door de Duitsers geëvacueerd. We moesten alles achterlaten, hond, kat, vee en de boerderij. Vreselijk. We gingen naar Kockengen en later naar Loenersloot. De provincie Utrecht was toen nog in Duitse handen. We hoorden niets van Groesbeek en vroegen ons af hoe het daar nu was. Mijn vader luisterde in een huis in de buurt af en toe naar radio Oranje. Dat was door de Duitsers verboden en dus gevaarlijk. In februari 1945 hoorden we dat het Reichswald bezet was en we beseften: het is flink oorlog in Groesbeek! Het Rijnlandoffensief was in volle gang. Op 31 mei 1945 mochten we naar huis. We wisten niet wat we zagen toen we thuiskwamen. Alle huizen waren afgebrand of zwaar beschadigd door bombardementen of kapot gereden door tanks. De huizen, het klooster, de kerk, alles was kapot. Je wist niet meer waar je je bevond, was dit het Groesbeek dat we ooit kenden?! Overal lagen kadavers van vee en soms van mensen. Er hing een afschuwelijke stank in Groesbeek en het wemelde van de muizen. Ze hebben zelfs katten uit het westen laten komen, om daar wat aan te doen. Het Reichswald was één zwartgeblakerde chaos. Er stond geen boom meer overeind. Er woedden in het bos veel branden door spontaan ontplofte munitie. Er lagen overal door de Duitsers neergelegde mijnen. Het was levensgevaarlijk om in het buitengebied rond te lopen. De Duitse krijgsgevangenen moesten de mijnen zelf opruimen. Arme jongens. Soms hoorde je een explosie en dan wist je: daar gaat weer een Duitser.”
Oorlog is waanzin
“Ik denk nog elke dag terug aan die tijd en aan al die jonge jongens die toen aan beiden zijden sneuvelden. Vooral toen ik zwanger was van mijn kinderen heb ik daar vaak aan terug gedacht. Die soldaten, zo jong nog en dan al hun leven verwoest. Zo jammer. Oorlog is waanzin. Ik kan er over mee praten. Het is echt nergens goed voor.”
Foto's: IWM Imperial War Museum, Stichting Airborne Vrienden Groesbeek, RvB Media